Sicco Mansholt: ferskil tusken ferzjes

Ut Wikipedy
Content deleted Content added
No edit summary
No edit summary
Rigel 8: Rigel 8:


==Ferset en ministerskip==
==Ferset en ministerskip==
Gedurende de oorlogsjaren was Mansholt actief in het verzet. Hij verborg niet alleen ûnderdûkers in de [[Wieringermeerpolder]]; hij organiseerde ook de clandestiene voedselvoorziening voor de westelijke provincies. Mansholt werd direct na de [[bevrijding]] op grond van zijn positie in de voedselvoorziening en vanwege zijn goede contacten in het verzet [[lokoboargemaster]] van de gemeente [[Wieringermar]], dat in oorlogstijd onder water was gezet door de Duitsers.
Yn de oarlochsjierren wie Mansholt aktyf yn it ferset. Hy ferberge net allinne ûnderdûkers yn de [[Wieringermarpolder]]; mar organisearre ek iten foar de westlike provinsjes. Mansholt waard daliks nei de [[befrijing]] út reden fan syn warberens yn it ferset [[lokoboargemaster]] fan de gemeente [[Wieringermar]], dat yn de oarloch ûnder wetter set wie troch de Dútsers.


In juny [[1945]] vroeg PvdA-premier [[Wim Schermerhorn]] Mansholt aan het eerste naoorlogse kabinet deel te nemen als minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Hij was met zijn 37 jaar de jongste minister. Hij was aangesteld vanwege zijn goede organisatorische kwaliteiten en hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen, daar bij zijn aanstelling nog voor 1 week voedsel in Nederland was. Met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs wist hij de situatie te stabiliseren. Hierbij speelde mee dat zijn neef [[Stephanus Louwe Louwes]] de leiding had over het nog goed functionerende directoraat-generaal van de Voedselvoorziening. Hoewel Mansholt aanvankelijk van plan was om slechts 2 jaar minister te blijven, vond hij het werk zo leuk, dat hij ook in de jaren erop besloot minister te blijven. Mansholt nam deel aan zes regeringen: [[Kabinet-Schermerhorn/Drees|Schermerhorn-Drees]] in 1945; [[Kabinet-Beel I|Beel]] in 1946; [[Kabinet-Drees/Van Schaik|Drees-Van Schaik]] in 1948, en nog drie kabinetten Drees: [[Kabinet-Drees I]] in 1951, [[Kabinet-Drees II]] in 1952 en [[Kabinet-Drees III]] in 1956. Tijdens zijn ministerschap hield hij, na de voedselvoorziening te hebben hersteld, zich bezig met het moderniseren van de landbouw. Hij begon in nauwe samenwerking met de Stichting voor de Landbouw (in 1954 hernoemd tot het Landbouwschap) met de vaststelling van gegarandeerde [[minimumprijs|minimumprijzen]] voor de belangrijkste Nederlandse landbouwproducten, gecombineerd met de invoering van [[ymportheffing]]en en vergoedigen (restituties) voor [[eksportprodukt]]en. Om de productiviteit te verhogen, werd ook veel geld geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs en zette hij in op [[schaalvergroting]]. In zijn beleid kwam zijn sociaaldemocratische inslag duidelijk tot uiting; hij wilde dat, net als in andere bedrijfstakken, elke boer die economisch verantwoord bezig was in zijn bedrijf het recht had op een goed bestaan, vakantie en de mogelijkheid om zich ook cultureel te ontwikkelen.
In juny [[1945]] frege PvdA-premier [[Wim Schermerhorn]] Mansholt mei te dwaan oan it earste nei-oarlochske kabinet as minister fan Lâanbou, Fiskerij en Fiedselfoarsjenning. Hy wie mei 37 jier de jongste minister. Hij was aangesteld vanwege zijn goede organisatorische kwaliteiten en hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen, daar bij zijn aanstelling nog voor 1 week voedsel in Nederland was. Met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs wist hij de situatie te stabiliseren. Hierbij speelde mee dat zijn neef [[Stephanus Louwe Louwes]] de leiding had over het nog goed functionerende directoraat-generaal van de Voedselvoorziening. Hoewel Mansholt aanvankelijk van plan was om slechts 2 jaar minister te blijven, vond hij het werk zo leuk, dat hij ook in de jaren erop besloot minister te blijven. Mansholt nam deel aan zes regeringen: [[Kabinet-Schermerhorn/Drees|Schermerhorn-Drees]] in 1945; [[Kabinet-Beel I|Beel]] in 1946; [[Kabinet-Drees/Van Schaik|Drees-Van Schaik]] in 1948, en nog drie kabinetten Drees: [[Kabinet-Drees I]] in 1951, [[Kabinet-Drees II]] in 1952 en [[Kabinet-Drees III]] in 1956. Tijdens zijn ministerschap hield hij, na de voedselvoorziening te hebben hersteld, zich bezig met het moderniseren van de landbouw. Hij begon in nauwe samenwerking met de Stichting voor de Landbouw (in 1954 hernoemd tot het Landbouwschap) met de vaststelling van gegarandeerde [[minimumprijs|minimumprijzen]] voor de belangrijkste Nederlandse landbouwproducten, gecombineerd met de invoering van [[ymportheffing]]en en vergoedigen (restituties) voor [[eksportprodukt]]en. Om de productiviteit te verhogen, werd ook veel geld geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs en zette hij in op [[schaalvergroting]]. In zijn beleid kwam zijn sociaaldemocratische inslag duidelijk tot uiting; hij wilde dat, net als in andere bedrijfstakken, elke boer die economisch verantwoord bezig was in zijn bedrijf het recht had op een goed bestaan, vakantie en de mogelijkheid om zich ook cultureel te ontwikkelen.


Mansholt had het economisch tij mee en kreeg mede daardoor weinig kritiek, zoniet zelfs lof op zijn beleid vanuit de boerenorganisaties, die doorgaans onderdeel vormden van de christelijke partijen. Op congressen van de Pvda liet hij wel duidelijk zijn voorliefde voor de [[sosjalisme|socialistische]] [[grûnpolityk]] horen, maar eenmaal in de regering streefde hij altijd naar compromissen. Binnen de ministerraad stond hij voor zijn boerenzaak en ging daarbij confrontaties niet uit de weg. Zo waren begrotingsonderhandelingen voor hem een belangrijke zaak, waarbij zijn uithoudingsvermogen beschouwd wordt als legendarisch.
Mansholt had het economisch tij mee en kreeg mede daardoor weinig kritiek, zoniet zelfs lof op zijn beleid vanuit de boerenorganisaties, die doorgaans onderdeel vormden van de christelijke partijen. Op congressen van de Pvda liet hij wel duidelijk zijn voorliefde voor de [[sosjalisme|socialistische]] [[grûnpolityk]] horen, maar eenmaal in de regering streefde hij altijd naar compromissen. Binnen de ministerraad stond hij voor zijn boerenzaak en ging daarbij confrontaties niet uit de weg. Zo waren begrotingsonderhandelingen voor hem een belangrijke zaak, waarbij zijn uithoudingsvermogen beschouwd wordt als legendarisch.

De ferzje fan 26 feb 2010 om 18.10

Oan dizze side wurdt noch wurke!

Fier hjir asjebleaft gjin bewurkings út
oant de skriuwer mei de side klear is.



Sicco Mansholt

Sicco Leendert Mansholt (Ulrum, 13 septimber 1908Wapserveen, 29 juny 1995) wie in Nederlânske boer, politikus en fersetsstrider yn de Twadde Wrâldkriich. Sicco Mansholt wie humanist en op beskieden skaal warber yn it Humanistisch Verbond.

Jeugd

Mansholt kaam út in socialistyske húshâlding fan Grinzer heareboeren. Syn heit en pake stipen foarfjochters sa as Multatuli, Domela Nieuwenhuis en Troelstra.

Ferset en ministerskip

Yn de oarlochsjierren wie Mansholt aktyf yn it ferset. Hy ferberge net allinne ûnderdûkers yn de Wieringermarpolder; mar organisearre ek iten foar de westlike provinsjes. Mansholt waard daliks nei de befrijing út reden fan syn warberens yn it ferset lokoboargemaster fan de gemeente Wieringermar, dat yn de oarloch ûnder wetter set wie troch de Dútsers.

In juny 1945 frege PvdA-premier Wim Schermerhorn Mansholt mei te dwaan oan it earste nei-oarlochske kabinet as minister fan Lâanbou, Fiskerij en Fiedselfoarsjenning. Hy wie mei 37 jier de jongste minister. Hij was aangesteld vanwege zijn goede organisatorische kwaliteiten en hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen, daar bij zijn aanstelling nog voor 1 week voedsel in Nederland was. Met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs wist hij de situatie te stabiliseren. Hierbij speelde mee dat zijn neef Stephanus Louwe Louwes de leiding had over het nog goed functionerende directoraat-generaal van de Voedselvoorziening. Hoewel Mansholt aanvankelijk van plan was om slechts 2 jaar minister te blijven, vond hij het werk zo leuk, dat hij ook in de jaren erop besloot minister te blijven. Mansholt nam deel aan zes regeringen: Schermerhorn-Drees in 1945; Beel in 1946; Drees-Van Schaik in 1948, en nog drie kabinetten Drees: Kabinet-Drees I in 1951, Kabinet-Drees II in 1952 en Kabinet-Drees III in 1956. Tijdens zijn ministerschap hield hij, na de voedselvoorziening te hebben hersteld, zich bezig met het moderniseren van de landbouw. Hij begon in nauwe samenwerking met de Stichting voor de Landbouw (in 1954 hernoemd tot het Landbouwschap) met de vaststelling van gegarandeerde minimumprijzen voor de belangrijkste Nederlandse landbouwproducten, gecombineerd met de invoering van ymportheffingen en vergoedigen (restituties) voor eksportprodukten. Om de productiviteit te verhogen, werd ook veel geld geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs en zette hij in op schaalvergroting. In zijn beleid kwam zijn sociaaldemocratische inslag duidelijk tot uiting; hij wilde dat, net als in andere bedrijfstakken, elke boer die economisch verantwoord bezig was in zijn bedrijf het recht had op een goed bestaan, vakantie en de mogelijkheid om zich ook cultureel te ontwikkelen.

Mansholt had het economisch tij mee en kreeg mede daardoor weinig kritiek, zoniet zelfs lof op zijn beleid vanuit de boerenorganisaties, die doorgaans onderdeel vormden van de christelijke partijen. Op congressen van de Pvda liet hij wel duidelijk zijn voorliefde voor de socialistische grûnpolityk horen, maar eenmaal in de regering streefde hij altijd naar compromissen. Binnen de ministerraad stond hij voor zijn boerenzaak en ging daarbij confrontaties niet uit de weg. Zo waren begrotingsonderhandelingen voor hem een belangrijke zaak, waarbij zijn uithoudingsvermogen beschouwd wordt als legendarisch.

Tegen het begin van de jaren '50 begon zijn succesvolle landbouwbeleid echter wat in te boeten, daar ook andere landen begonnen met proteksjonistyske maatregelen om hun eigen landbouw te beschermen. Mansholt begon daarop voor het eerst te denken over een gemeenschappelijke Europese markt, die ook wel als de Green Pool werd aangeduid. Zijn ideeën konden door interne tegenstellingen in Europa echter niet bogen op veel steun, zodat de onderhandelingen hierover strandden in 1953. Mansholt was er echter van overtuigd dat een Europese markt de toekomst had en vormde binnen de Nederlandse raad van ministers de grootste voorstander van Europese integratie. Voor zijn verdiensten voor de landbouw kreeg hij op 9 oktober 1956 van de Lânbou Hegeskoalle in Weins een earedoktoraat. Rond dat jaar begon echter ook de landbouw langzaam in te zakken en kreeg Mansholt in de Twadde Keamer vaak het verwijt dat het zijn schuld was omdat hij zich meer voor Europees dan met nationaal landbouwbeleid zou inzetten. Ook kreeg hij van zijn politieke tegenstanders kritiek op het feit dat hij, om in contact te blijven met zijn doelgroep, een soort klankboerd van politieke adviseurs had, die veelal van Pvda-huize waren en zich dus volgens tegenstanders met de politiek 'bemoeiden'. Tenslotte kwam ook zijn positie binnen het kabinet steeds verder onder druk te staan doordat hij steeds vaker afwijkende opvattingen vertolkte en soloaksjes verrichte. Toen Mansholt uiteindelijk vertrok voor zijn Europese betrekking, zou Willem Drees tegen een collega hebben gezegd "We zijn hem gelukkig eindelijk kwijt".

Jeropeeske Kommisje

In 1958 werd Mansholt een van de commissarissen van de pas opgerichte Jeropeeske Kommisje en werkte hij als landbouwcommissaris aan de modernisering van de Europese landbouw. Mansholt was de geestelijke vader van het Mienskiplik lânboubelied. Subsidiëring van de landbouw vormde voor Mansholt een oplossing voor het traditionele socialistyske vraagstuk tot welke klasse de agrarische bevolking behoort (de Agrarfrage). De subsidies zouden van boeren arbeiders maken, meende Mansholt, omdat ze een vast inkomen zouden hebben en zo deel konden nemen aan de delen van de burgerlijke cultuur die voor arbeiders openstonden, zoals vakanties.

Als landbouwcommissaris was Mansholt de centrale figuur in Brussel. Van zijn derde en laatste Commissie (1968 - 1973) was hij ook vicevoorzitter. Toen voorzitter Malfatti in 1972 aftrad om zich kandidaat te stellen voor het Italjaanske kabinet, werd hij gedurende 7 maanden voorzitter van de Jeropeeske Kommisje.

Ofgean

In de periode na zijn pensionering werd hij sterk beïnvloed door de Klup fan Rome. Mansholt kreeg spijt van de invoering van de landbouwsubsidies en schaalvergroting. Maar zijn pogingen om deze ongedaan te maken mislukten, onder andere door verzet van de boeren die inmiddels in groten getale afhankelijk waren geworden van subsidie uit Brussel.

fan 1984 oant 1989 wie Sicco Mansholt foarsitter fan it Humanistysk Fredesberie (HVB).


Keppeling om utens